Het rammelt

Het rammelt

‘Ik voel me zo… raar, rammelend van binnen’, zeg ik tegen de haptonoom die zo nu en dan even met mijn binnenwereld meekijkt. Zelf kan ik er de vinger niet helemaal op leggen. Natuurlijk: mijn vader is nog maar net overleden en daarmee is het ouderlijk huis definitief verleden tijd. Een periode afgesloten. Maar dat wist ik toch al lang? En ja: ik ben nog maar net verhuisd. En ja: dit is het eerste jaar zonder eigen praktijk. En ja: ik zit middenin een verandering van baan. Maar ik heb het ook goed. Geniet van ruimte, rust, van nieuwe contacten, van verandering van perspectief. Tegelijkertijd is er ook gemis van het oude vertrouwde. Van contacten met wie er een lange geschiedenis is, die ik hier nog niet heb. Het voelt een beetje losgeslagen, maar dan niet losgeslagen in de zin van ‘feesten’. Het voelt ‘los’. En dat is dus (deels) dat rammelende: los van het bekende en nog niet verbonden met het nieuwe.

Deels, want: er is meer. De haptonoom kijkt naar mijn handen terwijl ik vertel. En luistert. Mijn handen zijn wat rusteloos, wrijven over mijn bovenbenen. In mij rammelt het, is onrust, een diep vertwijfeld zoeken. Waar moet ik heen? Er is geen oud en vertrouwd meer, geen ouderlijk huis, niet meer die automatische verbinding omdat het je ouders zijn. Maar er is ook in het nu, in de toekomst, geen automatische verbinding. Want: er zijn geen kinderen. Ik wéét het, maar voel het nu, na het overlijden van de laatste ouder, nog sterker. Los van de kwaliteit van ons contact waarin veel gemis was door eerder opgelopen schade.

Dan zegt de haptonoom die ene zin. ‘Er is niemand meer om bij de hand te nemen’. Het is precies waarom ik hem zo nu en dan bezoek. Die raakt. Op heel veel gebieden. Diep verdriet om verlies op jonge leeftijd, die raakt aan eenzaamheid, aan alleen mijn weg moeten vinden. Hij raakt aan chronisch gemis van eigen kinderen en daarmee het nooit worden van moeder, van oma.

Gelukkig zijn er in het nu wel contacten, lieve mensen. En niet te vergeten mijn allerliefste trouwe prins op het witte paard. Maar de ervaring is ook dat in al die contacten de automatische verbinding met familie, met kinderen vóór gaat. Dat betekent vaak wachten. Natuurlijk begrijp ik dat. Maar in mij rammelt het.

Het verlangen naar automatische verbinding in het nu, in de toekomst is er. De ene keer sterker dan de andere keer. De ene keer rolt er een traan, de andere keer is er een stil zich naar binnen keren. In theorie weet ik het allemaal wel, kan ik het plaatsen en mijn zegeningen tellen. Het rammelen van binnen wil echter ook aandacht en mag dat hebben. Dus ben ik zo nu en dan even stil, rolt er een traan om vervolgens mijn hand uit te steken naar iemand die óók wel even een hand wil voelen. En houden we elkaar vast. Zonder woorden en misschien wel praktisch om te voorkomen dat de ander struikelt. Maar hé: het is wel een hand.

Post Author: Julia Molenaar